Sneeuwsoorten

Sneeuw, het witte goud, waar wij als wintersporters ons geluk op vinden bestaat in veel verschillende soorten. Sneeuw is meer dan alleen maar ‘bevoren water’. Alle verschillen in sneeuwkristallen, luchttempratuur, grondtemperatuur en luchtvochtigheid maken dat er veel verschillende soorten sneeuw bestaan. Als wij mensen zich er ook nog eens mee gaan bemoeien door kunstsneeuw te maken, er doorheen te skiën en hellingen te prepareren komen er nog meer verschillende types sneeuw bij.

Metamorfose van sneeuw

Sneeuw is een magisch iets. Geen twee vlokken zijn hetzelfde en vanaf het moment dat een sneeuwvlokje ontstaat totdat deze verandert in vloeibaar water ondergaat deze vele gedaanteverwisselingen. Voor wintersporters is dit van groot belang want elke sneeuwsoort skiet anders. Veel wintersporters hebben allemaal hun eigen sneeuwfavoriet en de ene sneeuwsoort skiet heel erg lekker terwijl de ander als ‘ramp’ wordt gezien.

Sneeuw kan vallen bij verschillende temperaturen. Bij extreme kou, licht vriezend weer en ook bij relatief warm weer. Zelfs als het kwik boven de nul graden uitstijgt kan het prima sneeuwen. Laten we beginnen met de beste sneeuw (voor skiërs), sneeuw die valt bij lage temperaturen.

Koude sneeuw

Koude sneeuw is licht en bevat weinig vocht. Deze vormt in feite de gewenste poedersneeuw. Deze sneeuw is echter zeer gevoelig voor wind waardoor deze snel verwaait. Ook is koude poedersneeuw meestal geen lang leven beschoren. Door warmte (zonnestralen) wordt hij snel natter. Als de sneeuw niet door de wind of temperatuur aangetast wordt ‘zet’ poedersneeuw. De sneeuw blijft koud en poederig maar de dichtheid van kristallen wordt groter. Hierdoor wordt de sneeuw compacter. Deze sneeuw is nog zeer aangenaam om te skiën, zelfs makkelijker dan verse poeder.

Natte sneeuw

Sneeuw die reeds ‘nat’ gevallen is, of door warmte en zonnestraling nat is geworden noemen we natte sneeuw. Deze zal 's nachts opvriezen. Als de sneeuwlaag doordrenkt is van vocht en het 's nachts goed vriest zal de sneeuw opvriezen en voorjaarssneeuw vormen. In de winter gebeurt dit echter zelden en zal er eerder bruchharsch ontstaan. Bruchharsch is een harde opgevroren laag op zachte sneeuw. Bruchharsch is een van de ‘moeilijkste’ types sneeuw om te skiën.

Met hele specifieke condities kan het gebeuren dat natte sneeuw 's nachts ‘opdroogt’, en weer poederig wordt. Hiervoor moet de lucht extreem droog zijn. In Europa gebeurt dit slechts in de zuidalpen. Dit ‘droogvriezen’ is een zeer zeldzaam verschijnsel.

Harde sneeuw

Aan het eind van het seizoen en van de sneeuwcyclus wordt sneeuw bijna altijd hard. Meestal door regelmatig ontdooien (natte sneeuw) en weer opvriezen. Uiteindelijk ontstaat er voorjaarssneeuw (firn) welke zeer aangenaam te skiën is, zolang je het goede moment kiest.

Overgangen

In het algemeen kan gesteld worden dat sneeuw verschillende stadia doorloopt die aangenaam zijn voor wintersporters. Op skipistes wordt de natuurlijke cyclus van sneeuw door pistebully’s doorbroken. Pistebully’s creeren een sneeuw die het meest lijkt op voorjaarssneeuw.